Lismore is een grote tuin, niet gezeverd. Lios-mór - grote tuin. Het eiland is een van de meest vruchtbare eilanden in Schotland en het heeft iets te bieden voor zowat iedereen. Bijna 200 jaar geleden woonden er nog zo'n 1.500 mensen in deze vruchtbare oase, maar dat is nu gereduceerd tot minder dan 150 inwoners... en de toeristen die het eiland dagelijks bezoeken.
Enkele redenen om Lismore te bezoeken.
Het uitzicht.
Lismore ligt in Loch Linnhe en dat geeft een prachtig panorama rondom rond. Van het noordoosten de hele klok rond: Ben Nevis, de Glencoe hills, Ben Cruachan, Mull en ten slotte Morvern. Een dagje stappen. Altijd afhankelijk van het weer natuurlijk.
Naar het schijnt zijn de beste zichten te verkrijgen vanop het hoogste punt en dat is - met zijn 127 meter - Barr Mór. Maar die heuvel ligt op de zuidelijke helft van het eiland en wij hebben de noordkant voor onze rekening genomen: van Point naar Achnacroish om dan via de westkant terug naar Point te wandelen. Dat is zo'n slordige 15 km.
Het duurde een tijdje vooraleer de wolken van rond de gigant van Schotland wilden wijken, maar 's namiddags was het dan eindelijk zover. De bergen van Glencoe begeleidden ons zowat de hele wandeling. Ben Cruachan had nog steeds een laag sneeuw toen wij er waren (3 juni 2015).
Waar je ook kijkt, er is altijd iets te zien: parels op Loch Linnhe, Eilean Dubh - het kleine eilandje tussen Lismore en het vasteland - bomen die dwars door bouwvallige huisjes groeien, of fijne berken die een feestje aan het bouwen zijn... Als je een fototoestel meeneemt, schiet je gegarandeerd je hele kaart vol. Het is altijd feest in de grote tuin. Echt waar.
Lismore heeft ook een rijke geschiedenis, en dat mag niet verbazen natuurlijk. De Tirfuir broch is zo'n prachtig voorbeeld. Meer informatie doe ik uit de doeken op mijn pagina over brochs.
Zo'n slordige 500 jaar later vinden we Sint Moluag op het eiland terug. Hij is van dezelfde generatie als Sint Columba, en dat is - jawel - die meer bekende heilige die van Iona een religieus centrum maakte. Sint Moluag stichtte ook een abdij. Zijn sterfdatum - 25 juni 592 - wordt nog elk jaar gevierd. Maar wat nog veel interessanter is, is het feit dat de staf - de bachuil - nog steeds bestaat en in bewaring wordt gehouden door een en dezelfde familie. De Livingstones hebben zelfs een eeuwenoud charter dat dateert uit 1544, waarin staat dat ze voor eeuwig en altijd het land van Bachuil bezitten en dat daar de staf van Sint Moluag wordt bewaard. Je kan zelfs een afspraak maken met de Baron van Bachuil om de staf te bekijken. Straf niewaar.
En de religieuze toer eindigt hier nog niet. Er was eens ten tijde van 1200 een bisdom genaamd Argyll, en Lismore behoorde daartoe. Elk bisdom heeft een kathedraal. En je kan nooit raden waar die kathedraal vroeger stond? Biecht de waarheid: op Lismore. De kathedraal is verdwenen, maar de kleine kerk van Lismore bevat nog elementen van het originele gebouw.
Hoe komt dat nu dat Lismore zo'n vermaarde positie had? Dat had heel veel te maken met de MacDougalls, en die gastjes waren toen zo maar even de machthebbers in het westen van de Highlands. Lismore lag pal in hun territorium. Die macht vertaalde zich niet alleen in het feit dat ze zo de kathedraal van de Eilanden in hun gebied konden plaatsen en zelfs de postjes konden verdelen, maar ze bouwden er ook twee burchten: Achadun Castle en Castle Coeffin. De westelijke eilanden staan vol prachtige bouwwerken van de MacDougalls. Op de zuidelijke helft van Lismore vind je Achadun Castle terug. Het werd rond 1292 gebouwd en werd later bewoond door de bisschoppen van de Eilanden.
Castle Coeffin dateert van de dertiende eeuw en ligt noordelijker, aan de westkust. Het is een charmante ruïne, die tijdens ons bezoek belegerd werd door twee thee-slurpende toeristen die pal in het fotografisch centrum bleven zitten.
De MacDougalls bleven geen machthebbers. Toen Robert the Bruce voor de troon vocht, kozen de MacDougalls het kamp van de verliezers, waardoor ze hun gigantische gebied aan hun neven, de MacDonalds, zagen verloren gaan, alsook- oei oei - de Campbell nieuwkomelingen.
Wat valt er nog te vertellen?
Een van de pareltjes in de National Library of Scotland komt van Lismore: "The Book of the Dean of Lismore" -
een boek met hoofdzakelijk poëzie in het Gaelic. Belangrijk detail: een van de schrijvers is een MacGregor: James MacGregor (gestorven 1551), decaan van de kathedraal van Lismore.
Op Lismore zouden ook twee illegale distilleerderijen hebben gestaan. (We hebben ze niet gevonden.)
Geen beschrijving van Lismore is compleet zonder de vuurtoren van Lismore. Het was een van de vele vuurtorens gebouwd door Alan Stevenson en hij staat op het meest zuidelijke eilandje van Lismore: Eilean Musdile. In 1833 was hij nog bemand, maar sinds 1965 is alles computergestuurd. Als je van Oban naar Mull vaart (en terug) heb je een prachtig zicht op de witte toren.
Nog steeds niet overtuigd om Lismore te bezoeken? Nog eentje dan. Op Lismore huizen vreemde vinken. Iedereen kent de deuntjes en weet dat ze verschillen van streek tot streek. Maar enkel op Lismore eindigen ze hun melodietje met een overtuigde I-A. Voor ezelvinken, ga naar Lismore.
Hoe geraak je er? Twee mogelijkheden. Ofwel neem je de ferry van Oban naar Achnacroish. Na een uur land je in het midden van Lismore en heb je dus de keuze welke kant van het eiland je wil afwandelen. Of je gaat voor een kleine tien minuutjes van Port Appin naar Point, het noordelijke punt van Lismore. Een kleine boot die tussen de tien en vijftien passagiers kan vervoeren, maar met veiligheidsinstructies om breed bij te glimlachen... want het is er namelijk verboden om de lift te nemen.
Meer informatie vind je op deze site.